De belangrijke voorzienbare strategische risico’s voor onze gemeente zijn geïnventariseerd.
Het merendeel van deze risico’s is van structurele aard. Per risico worden ook de huidige beheersmaatregelen aangegeven.
Macro-economische ontwikkelingen
De wereldwijde economische ontwikkelingen worden gedomineerd door thema’s als globalisering, maatregelen om eigen markt te beschermen, de opkomst van China en de oorlogsdreiging als gevolg van wereldwijde conflicten. Met name in 2022 en 2023 is de inflatie opgelopen tot historisch hoge niveaus, gedreven door energie-, voedselprijzen en grondstoffen schaarste. Medio 2024 is de inflatie weer op een ‘normaal’ niveau van rond de 3% teruggekeerd.
Ingrepen van de ECB door verhoging van de rente en de terugval van de wereldhandel hebben geleid tot het krapper worden van de financiële condities en tot afkoeling van de economie. De wereldwijde macro-economische vooruitzichten zijn verslechterd en de zorgen over een recessie blijven bestaan. Voor ons land is met name de verslechterde Duitse economie van direct belang.
Deze ontwikkelingen leiden voor ons als gemeente tot risico’s op prijsstijgingen in exploitatie- en investeringsuitgaven. Ook inwoners, organisaties en ondernemingen ondervinden daarvan de gevolgen. Zolang er door de nieuw regering geen financiële duidelijkheid is gegeven blijven de ontwikkelingen in wet- en regelgeving op Nederlands niveau zorgen voor risico’s op gemeentelijke niveau.
Het begrotingstekort van de Nederlandse overheid loopt de komende jaren snel op en stijgt naar verwachting richting de EU-grens van 3%. Dit zal leiden tot omvangrijke bezuinigingen, die enerzijds gemeenten direct kunnen raken als gevolg van wijziging van het gemeentefonds, maar die anderzijds ook invloed kan hebben op een aantal beleidsgebieden van gemeenten.
A. Wet- en regelgeving, omgevingswet en stikstofbeleid overheid
Europese en nationale wet- en regelgeving kan gevolgen hebben voor gemeentelijke organisaties. De daaraan gerelateerde kostenstijgingen leiden niet automatisch tot extra overheidscompensatie en zijn omgeven met risico’s qua concrete invulling. Potentieel ingrijpende gevolgen voor onze taken, rollen en inkomsten heeft de invoering van de Omgevingswet en het daarbij horende nieuw te realiseren integrale omgevingsplan. Vooral het opstellen van het omgevingsplan zal tijd, capaciteit en financiële middelen vragen. De hoogte van de benodigde middelen is vooralsnog niet te kwantificeren. Er dient rekening te worden gehouden met het feit dat de rijksbijdrage niet volledig toereikend zal zijn.
Risico’s, die we hierbij lopen zijn dat de gevolgen voor planvorming, vergunningverlening en voor de inkomsten uit leges onvoldoende bekend zijn en dossiervorming nog niet compleet is.
We zijn bezig met de invoering, volgen de ontwikkelingen nauwgezet en waar nodig vindt bijsturing plaats.
De Wet stikstofreductie en natuurverbetering regelt de resultaatsverplichtingen voor de stikstofreductie. De gevolgen voor onze gemeente zijn onzeker, maar potentieel omvangrijk.
Verwacht mag worden, dat het stikstofplan nadelige invloed heeft op onze ambities en bouwplannen en zal leiden tot uitstel of zelfs afstel van bouwplannen. De ontwikkelingen en de mogelijke gevolgen voor onze (lopende) projecten worden nauwgezet gevolgd.
B. Instandhouding en (ver)nieuwbouw van gemeentelijke infrastructuur
Gemeentelijke beleid- en beheerplannen zoals voor gebouwenbeheer, openbare verlichting, wegen, materieel, speelvoorzieningen, Groene agenda en gemeentelijk waterprogramma worden in de komende jaren geactualiseerd. Het risico blijft reëel aanwezig, dat continuering van het huidige conditieniveau van onze bestaande en nieuwe infrastructuur leidt tot stijgende beheerskosten, met name door de gestegen grondstofprijzen en transportkosten. Ofschoon vanaf 2024 sprake lijkt te zijn van het niet verder doorzetten van de tariefstijgingen zijn stijgingen van onze kosten met meer dan 20% ten opzichte van onze huidige beheerskosten realistisch.
Beheersing vindt plaats aan de hand van bestuurlijke besluitvorming. Het uitgangspunt, dat beleid wordt ontwikkeld binnen de financiële kaders, lijkt vanwege de huidige economische ontwikkelingen lastig haalbaar.
Naast de gestegen uitgaven aan onderhoud en beheer is een risico gelegen in de uitvoering van ons verbouw en nieuwbouw van onze gemeentelijke infrastructuur, met name in de uitvoering van onze onderwijshuisvesting en reguliere vervangingsinvesteringen.
Beheersing vindt plaats in de bestuurlijke besluitvorming en het overleg met onderwijsbesturen, waarin ambitieniveaus bijgesteld kunnen worden. Het uitgangspunt, dat geactualiseerd beleid wordt ontwikkeld binnen de bestaande financiële kaders, lijkt lastig realiseerbaar.
C. Afvalinzameling & -verwerking
De afvalbegroting is grotendeels afhankelijk van moeilijk beïnvloedbare factoren zoals het scheidingsgedrag van inwoners, marktwerking van verwerkingstarieven, prijzen voor de inname van waardevolle recyclebare producten en de invoering van belastingen zoals verbrandingsbelasting op restafval.
Vaste kosten zijn afgelopen jaren hard gestegen. De grootste kostenposten zijn hoge exploitatiekosten van de milieustraat en de stijging van verwerkingstarieven. Beter scheiden van afval heeft nog niet geleid tot daling van de kosten van Saver.
Gemeente Woensdrecht heeft het vaste tarief verhoogd om kostendekking na te streven. Het variabele tarief is verhoogd om het beter scheiden van afval te stimuleren.
Het risico bestaat dat het tekort op de afvalinzameling en verwerking niet (volledig) door maatregelen en door verhoging van de tarieven kan worden gecompenseerd.
D. Business Park Aviolanda
Het marktrisico dat onze gemeente in deze publiek-private samenwerking loopt, hangt samen met onze rol als aandeelhouder en als verschaffer van leningen. Met gemeentelijke financiering door met name kapitaalinbreng en investeringen voor de uitvoering van de Human Capital agenda als onderdeel van de uitvoering van het Ondernemingsplan 2024-2028 is geen rekening gehouden.
De belangrijkste beheersmaatregelen zijn enerzijds onze betrokkenheid als aandeelhouder in de besluitvorming over belangrijke projecten en anderzijds dat additionele financiering pas zal worden verstrekt na instemming door de raad.
E. Participatiewet en minimabeleid
Door hiaten in landelijke wet- en regelgeving, moet er vanuit gemeenten soms bijgestuurd worden. Dit kan onvoorziene uitgaven als gevolg hebben.
Het ministerie stelt jaarlijks het BUIG-budget alsmede de toepasselijke verdeelsleutel vast. Een risico waar we rekening mee moeten houden, is gelegen in de fluctuatie van ons klantenbestand bij de Intergemeentelijke Sociale Dienst Brabantse Wal (ISD). Een toename van klanten kan leiden tot extra uitgaven ten laste van het BUIG-budget. Een factor die fluctuaties kan veroorzaken, is onder andere de taakstelling voor het aantal statushouders, omdat de meeste statushouders zijn aangewezen op de bijstand.
Het doel van ontwikkeltrajecten is om meer mensen, waaronder mensen met een arbeidsbeperking, aan het werk te krijgen. Het risico dat hierin is gelegen, is dat door het aanbieden van meer ontwikkeltrajecten in de ketensamenwerking de kosten stijgen. Deze uitgaven komen ten laste van het participatiebudget.
De risico’s voor een overschrijding op de bijzondere bijstand, liggen met name in het verstrekken van inrichtingskrediet en bewindvoering. Een overschrijding kan komen door factoren zoals taakstelling van het aantal statushouders en de hoge kosten omtrent bewindvoering.
De beheersmaatregelen zijn het nauwlettend in de gate houden van ontwikkelingen.
F. Uitvoering Jeugdzorg
In de jeugdhulpregio West-Brabant West maken we ons zorgen over het gemeentelijk budget voor jeugdhulp en zien we een disbalans tussen kwalitatief goede zorg beschikbaar hebben en het betaalbaar houden van deze zorg. Risico’s betreffende jeugdzorg zijn het langer in zorg zijn van jeugdigen, toename van complexere zorgproblematiek, kleinschaligheid en de niet volledig invloed op de doorverwijzing naar duurdere zorgvormen. Het risico op overschrijding van de financiële middelen is nog steeds aanwezig en zal gezien de lastige voorspelbaarheid en het korten op het jeugdbudget groter worden.
Met het akkoord van de Hervormingsagenda Jeugd wordt geprobeerd jeugdzorg beschikbaar en betaalbaar te houden. Anderzijds heeft het Rijk gemeenten toegezegd dat de maatregelen uit de Hervormingsagenda gaan leiden tot een lastenverlaging in deze jaren. Daarom heeft het Rijk hierop voorgesorteerd door de uitkering via het gemeentefonds voor deze jaren te verlagen. Om deze verlaging budgetneutraal te kunnen opvangen in onze begroting zal het Rijk deze belofte derhalve waar moeten maken zodat er ook daadwerkelijk minder kosten voor gemeenten zijn in deze jaren.
De gewenste bezuinigingen die men hierdoor verwacht zijn onzeker en de huidige inschatting is dan ook dat deze besparingsbelofte niet of slechts deels gerealiseerd kan worden.
Ontwikkelingen worden gevolgd en uitgaven worden gemonitord, waarbij ook de financiële positie van jeugdhulpaanbieders wordt gevolgd. Door het maken van afspraken over de wijze van jaarlijkse indexering en door tussentijdse aanpassing van de benodigde budgetten in de planning & control cyclus wordt het risico op forse kostenstijgingen beperkt.
G. Uitvoering Wmo
Het aantal aanvragen voor ondersteuning (maatwerkvoorzieningen) op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) is al diverse jaren aan het stijgen. Naar verwachting blijft dit de komende jaren ook het geval, waarbij het mogelijk is dat de mate van deze stijging zal afvlakken. De toenemende vraag naar maatwerkvoorzieningen is inherent aan de hoge mate van vergrijzing binnen onze gemeente. Tegelijkertijd heeft de Wmo 2015 als doel dat inwoners langer zelfstandig thuis kunnen blijven wonen, waardoor inwoners vaker én langer beroep doen op Wmo maatwerkvoorzieningen. Het beschikbare zorgpersoneel is echter niet toereikend voor de toenemende zorgvraag. Dit probleem speelt landelijk
Daarnaast hebben ontwikkelingen en personeelsschaarste binnen aanpalende wetgevingen, zoals de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet langdurig zorg (Wlz), indirect een effect op het beroep op de maatwerkvoorzieningen Wmo en de complexiteit van hulpvragen, bijvoorbeeld ten gevolge van de wachtlijsten behandeling GGZ.
Gemeenten zijn verplicht reële tarieven te bieden conform de AMVB ‘reële kostprijs’. Actuele ontwikkelingen, zoals inflatie en stijging in loonkosten, zorgen voor verhoging van deze kostprijs. De stijging in volume en in prijs kan ertoe leiden, dat bestaande budgetten niet toereikend zullen zijn. Dit geldt niet alleen voor huishoudelijke ondersteuning (HO) en begeleiding (BG), maar ook voor woonvoorzieningen, vervoer en hulpmiddelen.
Doordat de eigen bijdrage sinds 2019 niet langer inkomensafhankelijk is als gevolg van landelijke wet- en regelgeving (het abonnementstarief), zorgt dit tevens voor een toename op de Wmo voorziening HO. Op dit moment ligt een wetsvoorstel voor, waarmee de eigen bijdrage voor huishoudelijke ondersteuning mogelijk weer inkomensafhankelijk wordt, maar enkel boven het inkomen van 185% van het sociaal minimum. Het Rijk geeft aan dat de voorgenomen ingangsdatum is uitgesteld naar 1 januari 2026.
De gebruikers van HO voorzieningen in onze gemeente zijn grotendeels (voor 88%) 65 jaar of ouder. Indien het wetsvoorstel ongewijzigd wordt doorgevoerd in 2026, is de verwachting dat het aantal aanvragen voor Huishoudelijke Ondersteuning niet zal dalen.
H. Beschermd Wonen
Op dit moment vindt de doordecentralisatie van Beschermd Wonen plaats. De transitie ‘van beschermd wonen naar een beschermd thuis’ heeft als doel dat inwoners met psychische problemen in plaats van te verhuizen naar een instelling, thuis kunnen blijven wonen met ambulante ondersteuning. Twee belangrijke instrumenten daarvoor zijn invoering van het woonplaatsbeginsel en een nieuw verdeelmodel voor de financiële middelen voor gemeenten voor beschermd wonen. Deze zorgen ervoor dat elke gemeente voortaan verantwoordelijk is voor de ondersteuning van de eigen inwoners, en dat elke gemeente ook passende middelen ontvangt om te zorgen voor beschermd thuis en beschermd wonen voor haar inwoners.
De voorgenomen invoeringsdatum van beide maatregelen was 1 januari 2024, echter beoogt het Rijk als nieuwe streefdatum voor de invoering 1 januari 2026. Het blijft hierdoor langer onduidelijk welke middelen we als lokale gemeente van het Rijk ontvangen wanneer het nieuwe verdeelmodel zal worden ingevoerd.
I. Fluctuaties in het gemeentefonds vanaf 2026
De herijking van het gemeentefonds, waarbij de rijksoverheid rekening houdt met de vastgestelde knelpunten in de verdeling van de middelen in het sociaal domein, is ingegaan vanaf 2023. De discussie tussen VNG en het ministerie duurt voort inzake de uitvoering van het advies van de Raad van Openbaar Bestuur. In de komende jaren zal blijken of de positieve gevolgen van deze herijking voor onze gemeente voortduren.
J. Gemeentegaranties cultuur, sport, zorg en onderwijshuisvesting
Onze gemeente staat garant voor enkele lokale verenigingen en instellingen. Het risico is hierbij aanwezig dat deze organisaties niet meer aan hun financiële verplichtingen kunnen voldoen en dat onze garantstelling door banken wordt aangesproken. Vanaf 2023 staat onze gemeente meerjarig garant voor de financiering van bouw en exploitatie van het Integrale Kind Centrum (IKC) in Woensdrecht.
Onze gemeente heeft een beleidslijn met betrekking tot het afgeven van garantstellingen. Door het volgen van de financiële positie van de betreffende organisaties kan ons risico beperkt blijven.
Waarborgen zijn door ons verkregen via het eigendom van het IKC en door de afspraken met de Stichting Gebouwbeheer Woensdrecht, die het IKC bouwt en beheert.
K. Informatieveiligheid, privacy en dienstverlening
Het budget voor de IT dienstverlening is in de afgelopen jaren verhoogd. Wettelijke eisen op het gebied van informatieveiligheid, privacy en dienstverlening veranderen regelmatig. Keuzemogelijkheden om al dan niet tot aanschaf over te gaan hebben we nauwelijks. Het risico bestaat, dat we voor de beveiliging van onze systemen en data in toenemende mate extra beschermende maatregelen zullen gaan moeten nemen. Leveranciers van systemen voeren prijsstijgingen door. Dit brengt voor Woensdrecht structurele extra kosten met zich mee. Tevens zullen investeringen moeten worden gedaan in informatiebeveiliging, in het op afstand aansturen van nieuwe devices, (zoals smartphones) en in bewustwording.
Ten opzichte van de risicoparagraaf in de begroting 2024 zijn in deze begroting de risico’s ten aanzien van verbonden partijen en van grondexploitaties niet meer opgenomen. Reden is onze inschatting dat deze risico’s voor onze gemeente momenteel beperkt zijn.
In onderstaande tabel zijn de financieel belangrijkste risico's benoemd met een omvang van meer dan € 400.000, alsmede de som van de kleinere risico's.
Omvang risico's > € 300.000 |
Begroting 2025 |
WMO |
€ 850.000 |
Aviolanda |
€ 590 .000 |
Jeugdzorg |
€ 670.000 |
Participatiewet en minimabeleid |
€ 510.000 |
Infrastructuur - beheer en (ver)nieuwbouw |
€ 595.000 |
Wet- en regelgeving |
€ 744.000 |
Som van de overige risico's |
€ 436.000 |
Totaal geraamde risico's Programmabegroting 2025 |
€ 4.395.000 |