Met deze paragraaf wordt invulling gegeven aan de verplichting uit de Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido) om verantwoording af te leggen over het beheer van onze financiële middelen. De kaders van het beheer zijn vastgelegd in het door het college vastgestelde treasurystatuut. In deze paragraaf is weergegeven hoe het beheer van onze financiële middelen in 2025 wordt vormgegeven.
Paragraaf 5 Financiering
Beleidsvoornemens/Realisatie
Terug naar navigatie - Beleidsvoornemens/RealisatieHet doel is te komen tot een verantwoord financieel beheer, dat gekenmerkt wordt door het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. Deze risico’s zijn hieronder weergegeven.
1. Renteontwikkeling
Een visie omtrent de renteontwikkeling van de korte- en de lange termijn rente is een voorwaarde om de treasury functie te kunnen uitoefenen. Onze rentevisie is gebaseerd op de verwachtingen van diverse financiële instellingen.
De Europese Centrale Bank (ECB) heeft midden 2024 de rente verlaagd om de afzwakking van de economische groei en inflatie te bestrijden. De verwachting is dat de rentetarieven in 2025 nog verder verlaagd worden. Als gevolg hiervan is de verwachting dat de kapitaalmarktrente het komende jaar licht zal dalen.
Momenteel zijn er voldoende liquide middelen om de geplande investeringen in 2025 uit te kunnen voeren en zullen er geen langlopende onderhandse leningen worden aangetrokken.
2. Renterisicobeheer
Renterisicobeheer omvat het beperken van de (negatieve) invloed van toekomstige rentewijzigingen op het resultaat van de organisatie en op de waarde van rentedragende activa en passiva, inclusief het minimaliseren van de rentekosten en het optimaliseren van de rentebaten. Renterisico’s worden beperkt door:
- een actuele liquiditeitsprognose;
- toetsing aan de kasgeldlimiet, beheersingsinstrument korte schuld;
- toetsing aan de renterisiconorm, beheersingsinstrument lange schuld.
3. Financieringspositie
De financieringspositie geeft inzicht in de ontwikkeling van de financieringsbehoefte, rekening houdend met de investeringen en beschikbare interne en externe middelen. De interne financiering vindt plaats in de vorm van de ten laste van de exploitatierekening gebrachte afschrijvingen en in de vorm van eigen vermogen (reserves). Voor de externe financiering wordt een beroep gedaan op de geld- en kapitaalmarkt. Als de kasgeldlimiet wordt overschreden, wordt een langlopende onderhandse lening aangegaan.
Op grond van de huidige liquiditeitsprognose heeft de gemeente op 1 januari 2025 twee langlopende geldleningen met een saldo van € 5.300.000. Het gemiddelde rentepercentage 2025 hiervan is 0,82%. In 2028 wordt een geldlening afgelost. De ander geldlening heeft een looptijd waarbij de rentevervaldatum de komende jaren niet verloopt en vervroegde aflossing niet mogelijk is of alleen met hogere kosten dan de daaraan verbonden rentevoordelen. De verwachting is dat in 2025 geen langlopende lening voor investeringen afgesloten hoeft te worden, omdat er voldoende liquide middelen zijn.
4. Kredietrisico
Kredietrisico is het risico dat de gemeente loopt wanneer geldleningen worden verstrekt aan rechtspersonen die in voorkomende gevallen in financiële problemen zouden kunnen komen.
5. Liquiditeitsrisico
Liquiditeitsrisico is het risico dat de gemeente op de korte termijn niet genoeg geld in kas heeft om aan haar verplichtingen te voldoen.
6. Debiteurenrisico
Onder debiteurenrisico verstaan we het risico dat debiteuren hun rekeningen niet (op tijd) betalen. Dit risico kan worden beperkt door debiteuren vooraf te laten betalen, opbrengsten tijdig te innen en door de twijfelachtigheid van vorderingen en tegenpartijen conform de richtlijnen op dit gebied zo goed als mogelijk in kaart te brengen. Om dit risico op te kunnen vangen is een voorziening dubieuze debiteuren gevormd. Jaarlijks wordt bezien of deze voorziening nog voldoende is.
7. Garantiestelling risico
De gemeente kan zich garant stellen tegenover financiële instellingen die leningen verstrekken aan verenigingen/instellingen. Indien de verenigingen/instellingen hun betalingsverplichtingen tegenover de geldgevers niet nakomen, kan de gemeente aansprakelijk gesteld worden. In februari 2017 heeft de raad het geactualiseerde beleid ten aanzien van het verstrekken van gemeentegaranties vastgesteld. Informatievoorziening vooraf en tussentijds moet helpen voorkomen dat risico’s ten aanzien van garantiestellingen zich daadwerkelijk gaan voordoen.
8. Informatierisico
Dit is het risico dat informatie over de ontwikkeling van financiële risico’s niet, niet volledig en/of niet tijdig ter beschikking komt van de treasury verantwoordelijken. Door onjuiste of incomplete informatie bestaat het risico dat onjuiste beslissingen worden genomen. De aanlevering van betrouwbare informatie voor de lange termijnplanning (langer dan één jaar) blijft dan ook een groot aandachtspunt.
Eisen Wet Fido
Terug naar navigatie - Eisen Wet FidoPublieke taak en prudent beheer
Conform het treasurystatuut komen leningen, uitzettingen en garanties alleen tot stand indien zij een publieke taak dienen en de uitzettingen een prudent karakter kennen.
Kasgeldlimiet
Ter beperking van renterisico’s op de korte schuld dienen de gemeenten te voldoen aan de kasgeldlimiet. De kasgeldlimiet is de maximale omvang van de korte schuld (korter dan 1 jaar). Deze limiet wordt berekend naar een vast percentage (8,5%, conform de Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden) van het begrotingstotaal per 1 januari. Voor het jaar 2025 bedraagt deze limiet circa € 5,8 miljoen. Blijkt dat de kasgeldlimiet wordt overschreden, dan zal een langlopende geldlening aangetrokken moeten worden.
Renterisiconorm
Het uitgangspunt van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op langlopende schulden. Dit gebeurt door het aanbrengen van spreiding in de looptijden van de leningen. Hiermee wordt voorkomen dat een groot deel van de leningen tegelijk opnieuw moet worden afgesloten, met het risico van snel oplopende rentelasten. De renterisiconorm is bepaald op 20% van het begrotingstotaal. Dat wil zeggen dat de jaarlijks verplichte aflossingen en de renteherzieningen niet méér mogen bedragen dan 20% van het begrotingstotaal. Hierbij is een minimumbedrag bepaald van € 2,5 miljoen. In onderstaande tabel wordt de renterisiconorm voor de komende jaren weergegeven.
Renterisiconorm | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | |
1 | Renteherzieningen | - | |||
2 | Aflossingen | 500 | 500 | 500 | 500 |
3 | Renterisico (1+2) | 500 | 500 |
500 |
500 |
4a | Begrotingstotaal |
68.596 |
67.070 | 65.883 |
65.464 |
4b | Percentage regeling | 20% | 20% | 20% | 20% |
4 | Renterisiconorm (4a x 4b) | 13.719 | 13.414 | 13.177 | 13.093 |
5a | Ruimte onder renterisiconorm (4>3) | 13.219 | 12.914 | 12.677 | 12.593 |
5b | Overschrijding renterisiconorm (3>4) |
Schatkistbankieren
Per 1 januari 2014 is het Schatkistbankieren ingevoerd. Schatkistbankieren houdt concreet in dat tegoeden worden aangehouden in de Nederlandse schatkist. Hierdoor zal de Nederlandse staat minder geld hoeven te lenen op de financiële markten en zal de staatsschuld dalen. Het principe is dat publiek geld de schatkist niet eerder verlaat dan noodzakelijk is voor de uitvoering van de publieke taak. Volgens het ministerie is dit bevorderlijk voor de doelmatigheid van de bestedingen.
Wel is er een zogenaamde doelmatigheidsdrempel van 2% van het begrotingstotaal met een minimum van € 1 miljoen per gemeente. Bij overtollige middelen die minder zijn dan deze drempel hoeven decentrale overheden niet te gaan Schatkistbankieren. Het drempelbedrag voor de gemeente Woensdrecht bedraagt in 2025 € 1.369.825 (2% van het begrotingstotaal). Op verzoek van de gemeente Woensdrecht is het drempelbedrag op € 1 miljoen gezet bij de Bank Nederlandse Gemeenten. Omdat Woensdrecht niet structureel over overtollige middelen beschikt, zijn de financiële consequenties in 2025 beperkt.
Berekening EMU-saldo
Het brutoschuld-begrip is een internationale standaard. Financiële marktpartijen en kredietbeoordelaars maken internationale vergelijkingen op basis van de bruto schuld. Het Internationaal Monetair Fonds, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, de Europese Unie (EU) en landen buiten de EU werken met het brutoschuld-begrip. In de EU heet deze schuld de EMU-schuld. Het EMU-saldo geeft informatie over de bijdragen van gemeenten aan het totale EMU-saldo/EMU-tekort. De definitie van het EMU-saldo is grofweg: het verschil tussen de inkomsten en de uitgaven van een overheidsorgaan in een bepaald jaar.
EMU-Saldo (bedragen x € 1000) | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | ||
1 | Exploitatiesaldo vóór toevoeging aan respectievelijk onttrekking uit reserves | + | 539 | -1.354 | -1.311 | -1.693 |
2 | Mutatie (im)materiële vaste activa | - | -1.049 | -1.512 | -2.179 | -1.498 |
3 | Mutatie voorzieningen | + | -1.981 | 97 | -624 | -1.580 |
4 | Mutatie voorraden (incl. bouwgronden in exploitatie) | - | 1.014 | -167 | 0 | 0 |
5 | Verwachte boekwinst bij verkoop effecten en verwachte boekwinst bij verkoop (im)materiële vaste activa | - | 0 | 0 | 0 | 0 |
Berekend EMU-saldo | -1.407 | 422 | 243 | -1.776 |
Rentetoerekening
Conform het 'Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten' (BBV) moet er inzicht worden gegeven in de rentelasten, de financieringsbehoefte en de wijze waarop rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden wordt toegerekend. Daarnaast is het verplicht dat de rentekosten aan de desbetreffende taakvelden moeten worden toegerekend met behulp van een (rente)omslagpercentage. Dit omdat de onderlinge vergelijking tussen gemeenten het uitgangspunt is voor aanpassingen van het BBV. Onderstaand schema geeft de rentetoerekening vanaf 2025 weer.
Leeswijzer: Regel f toont het uiteindelijke resultaat van de berekening (a-b-c1-c2-c3-d1-d2-e= f)
Renteschema |
2025 |
||
a | Externe rentelasten over de korte en lange financiering | € 41.303 | |
b | Externe rentebaten | minus | € 37.037 |
Saldo rentelasten en rentebaten | € 4.266 | ||
c1 | Rente doorberekend aan de grondexploitatie | minus | € |
c2 | Rente van projectfinanciering | minus | € |
c3 | Rente door verstrekte leningen | minus | € |
Aan taakvelden toe te rekenen externe rente | € 4.266 | ||
d1 | Rente over eigen vermogen | minus | € |
d2 | Rente over voorzieningen (gewaardeerd op contante waarde) | minus | € |
Totaal aan taakvelden toe te rekenen rente | € 4.266 | ||
e | De werkelijk aan taakvelden toegerekende rente (renteomslag) | minus |
€ 3.977 |
f | Renteresultaat op het taakveld Treasury |
€ 289 |
|
Renteomslagpercentage | 0,0749% |