Paragraaf 5 Financiering

Algemeen

Terug naar navigatie - Algemeen

Met deze paragraaf wordt invulling gegeven aan de verplichting uit de Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido) om verantwoording af te leggen over het beheer van onze financiële middelen: de manier waarop de gemeente benodigde geldmiddelen aantrekt en (tijdelijk) overtollige geldmiddelen belegt. De kaders van het beheer zijn vastgelegd in het door het college vastgestelde treasurystatuut. In deze paragraaf is weergegeven hoe het beheer van onze financiële middelen in 2024 is vormgegeven.

Beleidsvoornemens/Realisatie

Terug naar navigatie - Beleidsvoornemens/Realisatie

Het doel is te komen tot een verantwoord financieel beheer, wat gekenmerkt wordt door het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. Deze risico’s zijn hieronder weergegeven:

1. Renteontwikkeling

Een visie omtrent de renteontwikkeling van de korte- en de lange termijn rente is een voorwaarde om de treasury functie te kunnen uitoefenen. Onze rentevisie is gebaseerd op de verwachtingen van diverse financiële instellingen. Door de bestaande economische ontwikkelingen is het maken van een goede visie op de renteontwikkeling gecompliceerd.

In het jaar 2024 is de rente licht gedaald. Momenteel is het saldo op de lopende rekening van de BNG en de schatkistrekening aanzienlijk hoger dan het saldo van de langlopende geldleningen. Dit heeft ertoe geleid dat in 2024 op de schatkistrekening en de lopende rekening van de BNG meer rente ontvangen is, dan er betaald is aan rente op de langlopende geldleningen. Dit betekent dat het percentage van de omslagrente over de investeringen in 2024 nul procent is geworden. 

Korte rente

De Europese Centrale Bank (ECB) bepaalt de hoogte van de depositorente en heeft daardoor grote invloed op de geldmarktrente. Na een periode van veel renteverhogingen, voerde de ECB in 2024 vier verlagingen door nu de inflatie in de gehele EU flink is afgezwakt. De ECB-depositorente kwam hierdoor uit op 3% eind 2024, waar deze in het begin van het jaar op 4% stond.

Lange rente

Politieke, economische, fiscale en heel veel andere factoren zijn van invloed op de ontwikkeling van de lange rente. Als gevolg van een dalende inflatie en een beter dan verwachte economische groei zijn de lange kapitaalmarktrentes gestegen. Dit terwijl de ECB de korte beleidsrentes juist heeft verlaagd.

2. Renterisicobeheer

Renterisicobeheer omvat het beperken van de (negatieve) invloed van toekomstige rentewijzigingen op het resultaat van de organisatie en op de waarde van rentedragende activa en passiva, inclusief het minimaliseren van de rentekosten en het optimaliseren van de rentebaten. Renterisico’s worden beperkt door:

  • Een actuele liquiditeitsprognose;
  • Toetsing aan de kasgeldlimiet, beheersingsinstrument korte schuld;
  • Toetsing aan de renterisiconorm, beheersingsinstrument lange schuld.

3. Financieringspositie

De financieringspositie geeft inzicht in de ontwikkeling van de financieringsbehoefte, rekening houdend met de investeringen en beschikbare interne en externe middelen. De interne financiering vindt plaats in de vorm van de ten laste van de exploitatierekening gebrachte afschrijvingen en in de vorm van eigen vermogen (reserves). Voor de externe financiering wordt een beroep gedaan op de geld- en kapitaalmarkt. Als de kasgeldlimiet wordt overschreden, wordt een langlopende onderhandse lening aangegaan.

Op grond van de huidige liquiditeitsprognose heeft de gemeente op 31 december 2024 twee langlopende geldleningen met een saldo van € 5.300.000 en één geldlening is volledig afgelost. De lopende geldleningen hebben een looptijd waarbij de rentevervaldatum de komende jaren niet verloopt en vervroegde aflossing niet mogelijk is of alleen met hogere kosten dan de daaraan verbonden rentevoordelen. In 2024 zijn geen nieuwe langlopende geldleningen aangetrokken. 

4. Kredietrisico

Kredietrisico is het risico dat de gemeente loopt wanneer geldleningen worden verstrekt aan rechtspersonen die in voorkomende gevallen in financiële problemen zouden kunnen komen.

5. Liquiditeitsrisico

Liquiditeitsrisico is het risico dat de gemeente op de korte termijn niet genoeg geld in kas heeft om aan zijn verplichtingen te voldoen.

6. Debiteurenrisico

Onder debiteurenrisico verstaan we het risico dat debiteuren hun rekeningen niet (op tijd) betalen. Dit risico kan worden beperkt door debiteuren vooraf te laten betalen, opbrengsten tijdig te innen en door de twijfelachtigheid van vorderingen en tegenpartijen conform de richtlijnen op dit gebied zo goed als mogelijk in kaart te brengen. Om dit risico op te kunnen vangen is een voorziening dubieuze debiteuren gevormd. Jaarlijks wordt bezien of deze voorziening nog voldoende is.

7. Garantiestelling risico

De gemeente kan zich garant stellen tegenover financiële instellingen die leningen verstrekken aan verenigingen/instellingen. Indien de verenigingen/instellingen hun betalingsverplichtingen tegenover de geldgevers niet nakomen, kan de gemeente aansprakelijk gesteld worden. In februari 2017 heeft de raad het geactualiseerde beleid ten aanzien van het verstrekken van gemeentegaranties vastgesteld. Informatievoorziening vooraf en tussentijds moet helpen voorkomen dat risico’s ten aanzien van garantiestellingen zich daadwerkelijk gaan voordoen.

8. Informatierisico

Dit is het risico dat informatie over de ontwikkeling van financiële risico’s niet, niet volledig en/of niet tijdig ter beschikking komt van de treasury verantwoordelijken. Door onjuiste of incomplete informatie bestaat het risico dat onjuiste beslissingen worden genomen. De aanlevering van betrouwbare informatie voor de lange termijnplanning (langer dan één jaar) blijft dan ook een groot aandachtspunt.

Eisen Wet Fido

Terug naar navigatie - Eisen Wet Fido

Publieke taak en prudent beheer

Conform het treasurystatuut komen leningen, uitzettingen en garanties alleen tot stand indien zij een publieke taak dienen en de uitzettingen een prudent karakter kennen.

Kasgeldlimiet

Ter beperking van renterisico’s op de korte schuld dienen de gemeenten te voldoen aan de kasgeldlimiet. De kasgeldlimiet is de maximale omvang van de korte schuld (korter dan 1 jaar). Deze limiet wordt berekend naar een vast percentage (8,5%, conform de Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden) van het begrotingstotaal per 1 januari. Voor het jaar 2024 bedraagt deze limiet circa € 5,3 miljoen. Blijkt dat de kasgeldlimiet wordt overschreden, dan zal een langlopende geldlening aangetrokken moeten worden.

Bedragen x 1.000
Kasgeldlimiet en financieringstekort Q1 2024 Q2 2024 Q3 2024 Q4 2024
Totaal jaarbegroting (lasten) € 62.700 € 62.700 € 62.700 € 62.700
Percentage 8,5% 8,5% 8,5% 8,5%
Kasgeldlimiet € 5.330 € 5.330 € 5.330 € 5.330
Gemiddelde netto vlottende schuld (-/-) of gemiddeld overschot vlottende middelen € 11.299 € 17.324 € 20.191 € 18.542
Ruimte (+) / Overschrijding (-) € 16.629 € 22.654 € 25.521 € 23.872

Renterisiconorm

Het uitgangspunt van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op langlopende schulden. Dit gebeurt door het aanbrengen van spreiding in de looptijden van de leningen. Hiermee wordt voorkomen dat een groot deel van de leningen tegelijk opnieuw moet worden afgesloten, met het risico van snel oplopende rentelasten. De renterisiconorm is bepaald op 20% van het begrotingstotaal. Dat wil zeggen dat de jaarlijks verplichte aflossingen en de renteherzieningen niet méér mogen bedragen dan 20% van het begrotingstotaal. Hierbij is een minimumbedrag bepaald van € 2,5 miljoen. In onderstaande tabel wordt de renterisiconorm voor de komende jaren weergegeven.

Bedragen x 1.000
Renterisiconorm 2022 2023 2024
1 Renteherzieningen - -
2 Aflossingen € 776 € 782 € 638
3 Renterisico (1 + 2) € 776 € 782 € 638
4a Begrotingstotaal € 53.242 € 57.511 € 62.700
4b Percentage regeling 20% 20% 20%
4 Renterisiconorm (4a x 4b) € 10.648 € 11.502 € 12.540
5a Ruimte onder renterisiconorm (4 > 3) € 9.872 € 10.720 € 11.902
5b Overschrijding renterisiconorm (3 > 4)

Schatkistbankieren

Per 1 januari 2014 is het Schatkistbankieren ingevoerd. Schatkistbankieren houdt concreet in dat tegoeden worden aangehouden in de Nederlandse schatkist. Hierdoor zal de Nederlandse staat minder geld hoeven te lenen op de financiële markten en zal de staatsschuld dalen. Het principe is dat publiek geld de schatkist niet eerder verlaat dan noodzakelijk is voor de uitvoering van de publieke taak. Volgens het ministerie is dit bevorderlijk voor de doelmatigheid van de bestedingen.

Voor openbare lichamen met een begrotingstotaal kleiner dan of gelijk aan € 500 miljoen is het drempelbedrag gelijk aan 2,0% van het begrotingstotaal, waarbij het drempelbedrag minimaal € 1 miljoen bedraagt. Het drempelbedrag voor de gemeente Woensdrecht in 2024 bedraagt € 1.254.000 (2,0% van het begrote bedrag van € 62.700.000 = € 1.254.000).  Het drempelbedrag voor de gemeente Woensdrecht bij de BNG Bank staat op € 1 miljoen.

Berekening EMU-saldo

Het brutoschuldbegrip is een internationale standaard. Financiële marktpartijen en kredietbeoordelaars maken internationale vergelijkingen op basis van de bruto schuld. Het Internationaal Monetair Fonds, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, de Europese Unie (EU) en landen buiten de EU werken met het brutoschuldbegrip. In de EU heet deze schuld de EMU-schuld. Het EMU-saldo geeft informatie over de bijdrage van gemeenten aan het totale EMU-saldo/EMU-tekort. De definitie van het EMU-saldo is grofweg: het verschil tussen de inkomsten en de uitgaven van een overheidsorgaan in een bepaald jaar.

EMU-saldo 2022 2023 2024
1 Exploitatiesaldo vóór toevoeging aan respectievelijk onttrekking uit reserves 3.951 5.632 7.675
2 Mutatie (im)materiële vaste activa -/- -747 -91 2.804
3 Mutatie voorzieningen + 232 -236 1.607
4 Mutatie voorraden (incl. bouwgronden in exploitatie) -/- 208 35 76
5 Boekwinst bij verkoop effecten en verwachte boekwinst bij verkoop (im)materiële vaste activa -/-
Berekend EMU-saldo 4.722 5.452 6.402

Rentetoerekening

Conform het 'Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten' (BBV) moet er inzicht worden gegeven in de rentelasten, de financieringsbehoefte en de wijze waarop rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden wordt toegerekend. Daarnaast is het verplicht dat de rentekosten aan de desbetreffende taakvelden moeten worden toegerekend met behulp van een (rente) omslagpercentage. Dit omdat de onderlinge vergelijking tussen gemeenten het uitgangspunt is voor aanpassingen van het BBV. Onderstaand schema geeft de rentetoerekening vanaf 2024 weer. In 2024 is er meer rente ontvangen dan betaald, er is dus sprake van een negatief renteomslag%. Een negatief rente% mag niet toegerekend worden aan de taakvelden. Het rente% dient dan op 0% gesteld te worden.

Renteschema Jaarrekening 2024 2024
a Externe rentelasten over de korte en lange financiering € 52.274
b Externe rentebaten minus € 622.357
Saldo rentelasten en rentebaten -570.083
c1 Rente doorberekend aan de grondexploitatie minus € 4.572
c2 Rente van projectfinanciering minus 0
c3 Rente door verstrekte leningen minus 0
Aan taakvelden toe te rekenen externe rente -574.655
d1 Rente over eigen vermogen minus 0
d2 Rente over voorzieningen (gewaardeerd op contante waarde) minus 0
Totaal aan taakvelden toe te rekenen rente -574.655
e De werkelijk aan taakvelden toegerekende rente (renteomslag) minus
f Renteresultaat op het taakveld Treasury -574.655
Renteomslagpercentage -1,32552%
Leeswijzer:
Regel f toont het uiteindelijke resultaat van de berekening (a-b-c1-c2-c3-d1-d2-e= f)