Paragraaf 5 Financiering

Algemeen

Terug naar navigatie - Algemeen

Met deze paragraaf wordt invulling gegeven aan de verplichting uit de Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido) om verantwoording af te leggen over het beheer van onze financiële middelen: de manier waarop de gemeente benodigde geldmiddelen aantrekt en (tijdelijk) overtollige geldmiddelen belegt. De kaders van het beheer zijn vastgelegd in het door het college vastgestelde treasurystatuut. In deze paragraaf is weergegeven hoe het beheer van onze financiële middelen in 2021 is vormgegeven.

Beleidsvoornemens/Realisatie

Terug naar navigatie - Beleidsvoornemens/Realisatie

Het doel is te komen tot een verantwoord financieel beheer, wat gekenmerkt wordt door het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. Deze risico’s zijn hieronder weergegeven:

1. Renteontwikkeling

Een visie omtrent de renteontwikkeling van de korte- en de lange termijn rente is een voorwaarde om de treasury functie te kunnen uitoefenen. Onze rentevisie is gebaseerd op de verwachtingen van diverse financiële instellingen. Door de bestaande economische ontwikkelingen is het maken van een goede visie op de renteontwikkeling gecompliceerd.

Het jaar 2021 was er één van historische lage rentes. 

Korte rente

De Europese Centrale Bank (ECB) bepaald de hoogte van de depositorente en heeft daardoor grote invloed op de geldmarktrente. In 2021 is de depositorente onveranderd gebleven en bedraagt -/-0,50% (laatste wijziging dateert van september 2019). Ondanks de inflatie is de kans groot dat ECB de rente voorlopig niet verhoogd. Men wil eerst afwachten dat de economische impact is van de oorlog in Oekraïne. 

Lange rente

Politieke, economische, fiscale en heel veel andere factoren zijn van invloed op de ontwikkeling van de lange rente. De Europese Centrale Bank (ECB) heeft stevig ingegrepen om de economische gevolgen van de coronacrisis te beperken door gelden beschikbaar te stellen. De maatregelen van de ECB heeft een duidelijk effect gehad op de rente. Afgelopen zomer werd een historisch lage rentestand bereikt. De economie is nu aan sterk herstel bezig, dit gaat gepaard met een hoge inflatie. De eerste maanden van 2022 is de kapitaalmarktrente hierdoor gestegen. Hoeveel de lange rente verder gaat stijgen is afhankelijk van wat de ECB gaat doen. 

2. Renterisicobeheer

Renterisicobeheer omvat het beperken van de (negatieve) invloed van toekomstige rentewijzigingen op het resultaat van de organisatie en op de waarde van rentedragende activa en passiva, inclusief het minimaliseren van de rentekosten en het optimaliseren van de rentebaten. Renterisico’s worden beperkt door:

  • Een actuele liquiditeitsprognose;
  • Toetsing aan de kasgeldlimiet, beheersingsinstrument korte schuld;
  • Toetsing aan de renterisiconorm, beheersingsinstrument lange schuld.

3. Financieringspositie

De financieringspositie geeft inzicht in de ontwikkeling van de financieringsbehoefte, rekening houdend met de investeringen en beschikbare interne en externe middelen. De interne financiering vindt plaats in de vorm van de ten laste van de exploitatierekening gebrachte afschrijvingen en in de vorm van eigen vermogen (reserves). Voor de externe financiering wordt een beroep gedaan op de geld- en kapitaalmarkt. Als de kasgeldlimiet wordt overschreden, wordt een langlopende onderhandse lening aangegaan.

Op grond van de huidige liquiditeitsprognose heeft de gemeente op 31 december 2021 vier langlopende geldleningen met een saldo van € 7.495.415. Deze geldleningen hebben een looptijd waarbij de rentevervaldatum de komende jaren niet verloopt en vervroegde aflossing niet mogelijk is of alleen met hogere kosten dan de daaraan verbonden rentevoordelen. In 2021 zijn geen nieuwe langlopende geldleningen aangetrokken. 

4. Kredietrisico

Kredietrisico is het risico dat de gemeente loopt wanneer geldleningen worden verstrekt aan rechtspersonen die in voorkomende gevallen in financiële problemen zouden kunnen komen.

5. Liquiditeitsrisico

Liquiditeitsrisico is het risico dat de gemeente op de korte termijn niet genoeg geld in kas heeft om aan zijn verplichtingen te voldoen.

6. Debiteurenrisico

Onder debiteurenrisico verstaan we het risico dat debiteuren hun rekeningen niet (op tijd) betalen. Dit risico kan worden beperkt door debiteuren vooraf te laten betalen, opbrengsten tijdig te innen en door de twijfelachtigheid van vorderingen en tegenpartijen conform de richtlijnen op dit gebied zo goed als mogelijk in kaart te brengen. Om dit risico op te kunnen vangen is een voorziening dubieuze debiteuren gevormd. Jaarlijks wordt bezien of deze voorziening nog voldoende is.

7. Garantiestelling risico

De gemeente kan zich garant stellen tegenover financiële instellingen die leningen verstrekken aan verenigingen/instellingen. Indien de verenigingen/instellingen hun betalingsverplichtingen tegenover de geldgevers niet nakomen, kan de gemeente aansprakelijk gesteld worden. In februari 2017 heeft de raad het geactualiseerde beleid ten aanzien van het verstrekken van gemeentegaranties vastgesteld. Informatievoorziening vooraf en tussentijds moet helpen voorkomen dat risico’s ten aanzien van garantiestellingen zich daadwerkelijk gaan voordoen.

8. Informatierisico

Dit is het risico dat informatie over de ontwikkeling van financiële risico’s niet, niet volledig en/of niet tijdig ter beschikking komt van de treasury verantwoordelijken. Door onjuiste of incomplete informatie bestaat het risico dat onjuiste beslissingen worden genomen. De aanlevering van betrouwbare informatie voor de lange termijnplanning (langer dan één jaar) blijft dan ook een groot aandachtspunt.

Eisen Wet Fido

Terug naar navigatie - Eisen Wet Fido

Publieke taak en prudent beheer

Conform het treasurystatuut komen leningen, uitzettingen en garanties alleen tot stand indien zij een publieke taak dienen en de uitzettingen een prudent karakter kennen.

Kasgeldlimiet

Ter beperking van renterisico’s op de korte schuld dienen de gemeenten te voldoen aan de kasgeldlimiet. De kasgeldlimiet is de maximale omvang van de korte schuld (korter dan 1 jaar). Deze limiet wordt berekend naar een vast percentage (8,5%, conform de Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden) van het begrotingstotaal per 1 januari. Voor het jaar 2021 bedraagt deze limiet circa € 4,3 miljoen. Blijkt dat de kasgeldlimiet wordt overschreden, dan zal een langlopende geldlening aangetrokken moeten worden.

Bedragen x 1.000
Kasgeldlimiet en financieringstekort Q1 2021 Q2 2021 Q3 2021 Q4 2021
Totaal jaarbegroting (baten) € 50.833 € 50.833 € 50.833 € 50.833
Percentage 8,5% 8,5% 8,5% 8,5%
Kasgeldlimiet € 4.321 € 4.321 € 4.321 € 4.321
Gemiddelde netto vlottende schuld (-/-) of gemiddeld overschot vlottende middelen € 125 € 2.691 € 3.370 € 768
Ruimte (+) / Overschrijding (-) € 4.446 € 7.012 € 7.691 € 5.089

Renterisiconorm

Het uitgangspunt van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op langlopende schulden. Dit gebeurt door het aanbrengen van spreiding in de looptijden van de leningen. Hiermee wordt voorkomen dat een groot deel van de leningen tegelijk opnieuw moet worden afgesloten, met het risico van snel oplopende rentelasten. De renterisiconorm is bepaald op 20% van het begrotingstotaal. Dat wil zeggen dat de jaarlijks verplichte aflossingen en de renteherzieningen niet méér mogen bedragen dan 20% van het begrotingstotaal. Hierbij is een minimumbedrag bepaald van € 2,5 miljoen. In onderstaande tabel wordt de renterisiconorm voor de komende jaren weergegeven.

Bedragen x 1.000
Renterisiconorm 2019 2020 2021
1 Renteherzieningen - -
2 Aflossingen € 573 € 765 € 770
3 Renterisico (1 + 2) € 573 € 765 € 770
4a Begrotingstotaal € 50.493 € 49.889 € 49.913
4b Percentage regeling 20% 20% 20%
4 Renterisiconorm (4a x 4b) € 10.099 € 9.978 € 9.983
5a Ruimte onder renterisiconorm (4 > 3) € 9.526 € 9.213 € 9.213
5b Overschrijding renterisiconorm (3 > 4)

Schatkistbankieren

Per 1 januari 2014 is het Schatkistbankieren ingevoerd. Schatkistbankieren houdt concreet in dat tegoeden worden aangehouden in de Nederlandse schatkist. Hierdoor zal de Nederlandse staat minder geld hoeven te lenen op de financiële markten en zal de staatsschuld dalen. Het principe is dat publiek geld de schatkist niet eerder verlaat dan noodzakelijk is voor de uitvoering van de publieke taak. Volgens het ministerie is dit bevorderlijk voor de doelmatigheid van de bestedingen.

Wel is er een zogenaamde doelmatigheidsdrempel van 0,75% van het begrotingstotaal met een minimum van € 250.000 per gemeente. Bij overtollige middelen die minder zijn dan deze drempel, hoeven decentrale overheden niet te gaan Schatkistbankieren. Het drempelbedrag voor de gemeente Woensdrecht bedraagt tot 1 juli 2021 € 381.245 (0,75% van het begrotingstotaal van € 50.832.716).

Vanaf 1 juli 2021 heeft er een wijziging plaats gevonden in de berekening van het drempelbedrag. Voor openbare lichamen met een begrotingstotaal kleiner dan of gelijk aan € 500 miljoen is het drempelbedrag gelijk aan 2,0% van het begrotingstotaal, waarbij het drempelbedrag minimaal € 1 miljoen bedraagt. Dit heeft tot gevolg dat m.i.v. 1 juli 2021 het drempelbedrag voor de gemeente Woensdrecht is verhoogd naar € 1.016.654 (2,0% van het begrote bedrag van € 50.832.716 = € 1.016.654). Tot 1 juli 2021 werden bedragen boven de € 250.000 die op de rekeningcourant van de BNG stonden automatisch afgerond en overgeboekt naar de schatkistrekening van de gemeente Woensdrecht. M.i.v. 1 juli 2021 hebben wij de limiet voor het afromen van de rekeningcourant bij de BNG laten verhogen naar € 500.000. De reden dat wij de limiet niet hebben verhoogd naar €1 miljoen is dat de BNG een negatieve creditrente rekent voor het saldo boven de € 500.000.

Berekening EMU-saldo

Het brutoschuldbegrip is een internationale standaard. Financiële marktpartijen en kredietbeoordelaars maken internationale vergelijkingen op basis van de bruto schuld. Het Internationaal Monetair Fonds, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, de Europese Unie (EU) en landen buiten de EU werken met het brutoschuldbegrip. In de EU heet deze schuld de EMU-schuld. Het EMU-saldo geeft informatie over de bijdrage van gemeenten aan het totale EMU-saldo/EMU-tekort. De definitie van het EMU-saldo is grofweg: het verschil tussen de inkomsten en de uitgaven van een overheidsorgaan in een bepaald jaar.

EMU-saldo 2019 2020 2021
1 Exploitatiesaldo vóór toevoeging aan respectievelijk onttrekking uit reserves -3.752 386 2.769
2 Mutatie (im)materiële vaste activa -/- 1.517 -1.392 -1.599
3 Mutatie voorzieningen + 3.242 -404 36
4 Mutatie voorraden (incl. bouwgronden in exploitatie) -/- 176 -567 -1.510
5 Boekwinst bij verkoop effecten en verwachte boekwinst bij verkoop (im)materiële vaste activa -/-
Berekend EMU-saldo -2.203 1.941 5.914

Rentetoerekening

Conform het 'Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten' (BBV) moet er inzicht worden gegeven in de rentelasten, de financieringsbehoefte en de wijze waarop rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden wordt toegerekend. Daarnaast is het verplicht dat de rentekosten aan de desbetreffende taakvelden moeten worden toegerekend met behulp van een (rente) omslagpercentage. Dit omdat de onderlinge vergelijking tussen gemeenten het uitgangspunt is voor aanpassingen van het BBV. Onderstaand schema geeft de rentetoerekening vanaf 2021 weer.

Renteschema 2021
a Externe rentelasten over de korte en lange financiering € 125.538
b Externe rentebaten minus € 39.729
Saldo rentelasten en rentebaten 85.809
c1 Rente doorberekend aan de grondexploitatie minus € 5.792
c2 Rente van projectfinanciering minus 0
c3 Rente door verstrekte leningen minus 0
Aan taakvelden toe te rekenen externe rente 80.017
d1 Rente over eigen vermogen minus 0
d2 Rente over voorzieningen (gewaardeerd op contante waarde) minus 0
Totaal aan taakvelden toe te rekenen rente 80.017
e De werkelijk aan taakvelden toegerekende rente (renteomslag) minus € 79.815
f Renteresultaat op het taakveld Treasury 202
Renteomslagpercentage 0,18446%
Leeswijzer:
Regel f toont het uiteindelijke resultaat van de berekening (a-b-c1-c2-c3-d1-d2-e= f)